

Toerisme in Groningen
een wonderlijke paradox

FOTO: JAN WILLEM VAN VLIET
LEESTIJD: 5 MINUTEN

Kerk bij Marsum
Appingedam
Bij Middelstum
FOTO: STELLA DEKKER
FOTO: STELLA DEKKER
FOTO: STELLA DEKKER
FOTO: STELLA DEKKER



Evelien Elisabeth Quint – Medische Wetenschappen
Normality is a paved road: It’s comfortable to walk, but no flowers grow – Vincent van Gogh
STELLING
TEKST: BERT PLATZER
FOTO: MERLIJN VAN DOOMERNIK

Zef Hemel (1957) studeerde van 1975 tot 1982 sociale geografie en planologie aan de RUG. Hij was adjunct-secretaris van de Raad voor Ruimtelijke Ordening in Den Haag, werkte bij de Rijksplanologische dienst, was directeur van de Academie van Bouwkunst en aansluitend directielid van de Dienst Ruimtelijke Ordening van Amsterdam. Van 2012 tot 2021 bekleedde hij de Wibautleerstoel voor grootstedelijke vraagstukken, sinds 2022 bekleedt hij de Abe Bonnema-leerstoel aan de RUG en de TU Delft.
Wat is er nodig om het toerisme in Groningen van de grond te krijgen? Wat betreft planoloog en ‘wandelprofessor’ Zef Hemel in de eerste plaats een antwoord op de vraag waarom je dat moet willen.

Met de komkommertijd als vruchtbare bodem bloeide er afgelopen zomer in Groningen een mediarelletje op. Adviesbureau Ginder zou de provincie Groningen in een geheim rapport hebben geadviseerd dat alleen massatoerisme de toeristische sector zou kunnen opstoten in de vaart der volkeren. In het Dagblad van het Noorden probeerden de auteurs van Ginder nog de meubelen te redden door uit te leggen dat de verdubbeling van het aantal toeristen waarvan ze in het rapport uitgaan allerminst massatoerisme inhoudt: de provincie Groningen is met afstand de provincie met het minst aantal overnachtingen in Nederland en twee keer niks is nog steeds niet bar veel. Maar de geest was al uit de fles.
Rust, ruimte en landschap
Ook bijzonder hoogleraar Zef Hemel nam met belangstelling kennis van het rapport en kan zich de bezorgdheid van de Groningers over het massatoerisme wel voorstellen. Hemel bekleedt sinds twee jaar de Abe Bonnema-leerstoel, waarvoor hij onderzoek doet naar ruimtelijke herontwikkeling en revitaliseringsstrategieën van deels landelijke, deels stedelijke gebieden, in het bijzonder in Groningen en Friesland. ‘Mijn stelling is dat rust, ruimte en landschap van een ongelofelijke waarde en betekenis zijn voor Noord-Nederland. Die hoef je niet per se toeristisch te vermarkten.’
Voettochten
Hemel kan het weten, want hij vult het onderzoek voor zijn leerstoel in door te wandelen in Groningen en Friesland, wat hem de voor de hand liggende bijnaam ‘wandelprofessor’ opleverde. ‘Ik wandel steeds in het gezelschap van iemand. Mensen kunnen me mailen als ze met me willen wandelen. Dat is een bonte verscheidenheid van mensen. Vorige week liep ik met een muskusrattenvanger. Maar ik heb ook met geestelijk verzorgers, hoogleraren, kunstenaars en wethouders gewandeld. Ik maak dan voettochten en voer gesprekken van zo’n vier uur. Zo dring ik door in Noord-Nederland om erachter te komen wat er aan de hand is en wat er precies gebeurt, zo dicht mogelijk op de realiteit. Letterlijk, want ik ben in het veld en ik spreek direct met de mensen. Daar ben ik nu twee jaar mee bezig.’
Achthonderd Friese boeren
Zo stuitte Hemel in de Noordelijke Friese Wouden op de achthonderd boeren die daar het landschap onderhouden en hun emissies de afgelopen dertig jaar drastisch omlaag hebben weten te brengen. ‘Hen is gelukt om niet meer dan één à twee koeien per hectare te houden. Dat is ontzettend knap en een hele concrete casus op een reusachtige schaal dat we wel degelijk in staat zijn om natuur en landbouw, zelfs veeteelt, met elkaar te verenigen. Maar doordat we natuur en landbouw uit elkaar hebben getrokken toen we de ecologische hoofdstructuur zijn gaan maken in de jaren negentig, is het misgegaan. Zo kan ik hele nauwkeurige beleidsaanwijzingen geven waar het is fout gegaan in het beleid. En dat doe ik gewoon te voet.’
Toerisme is een economie
Wandel- en bezinningstoerisme wordt in het rapport van Ginder als een van de strategieën gepresenteerd om toerisme in Groningen te stimuleren. Dat zal Hemel dus als muziek in de oren klinken? Niet helemaal. ‘Toerisme is een economie. En met wandelen kom je niet ver als je er een economie van wilt maken. Wandelaars zijn echte nomaden. Die hebben geen dure accommodaties nodig. Die lopen met een rugzak en die hebben genoeg aan een heel bescheiden onderkomen.’ Het Ginder-rapport spreekt daarentegen van boetiekhotelachtige accommodaties in erfgoedlocaties om toeristen te trekken.
Voetpaden uitgewist
Bovendien, zegt Hemel, zijn er in Groningen nauwelijks wandelpaden meer. ‘In de ruilverkavelingen en de inrichting van Groningen zijn die – zoals de oude kerkpaden – bijna allemaal uitgewist. In Westerwolde heb je nog voetpaden. Maar verder is er niet veel over, stel ik vast na twee jaar wandelen. Ik wandel voortdurend over fietspaden en erger, over ruilverkavelingswegen, waar ook auto’s rijden.’
Ook de auteurs van het Ginder-rapport erkennen dat er niet veel is te verdienen met alleen wandel- en bezinningstoerisme en dat het lang duurt om dat te ontwikkelen. Daarom presenteren ze verblijfstoerisme en dagattracties als strategieën om daadwerkelijk geld in het laatje te brengen. Beide moeten echter van de grond af worden opgebouwd, zo is te lezen – dagattracties kent de provincie nauwelijks en overnachtingsmogelijkheden zijn er ook veel te weinig.
Massatoerisme
Hemel noemt het een ‘wonderlijke paradox’: het sterke punt van Groningen is rust en ruimte, maar als je dat toeristisch vermarkt, heb je geen rust en ruimte meer. 'Mijn vraag is dus of je dat toerisme wel moet willen hebben. Zeker als je dat bezinningstoerisme noemt. Er valt veel af te dingen op bezinningstoerisme wanneer je de strategieën van dagattracties en verblijfstoerisme ermee gaat verbinden. Daarvoor moet je accommodaties bouwen in de provincie. En het ontwikkelen van attracties is een vorm van massatoerisme op één of meer plekken. Dat staat in mijn ogen haaks op het wandel- en bezinningstoerisme. De combinatie van die drie strategieën vind ik bedenkelijk, die vertrouw ik niet.
Leefomgeving waarderen
‘Het interessante is dat Groningen het wandeltoerisme al samen met Friesland aan het ontwikkelen is. Met het Ziltepad, een initiatief van de Stichtingen Oude Groninger Kerken en Alde Fryske Tsjerken. Westerwolde is bezig met een aantal kloosterpaden, richting Schiermonnikoog. Dus er zijn al hele interessante, lichte initiatieven in het Groningse. Ik zou me daar het liefst toe beperken, zodat de Groningers hun leefomgeving kunnen leren kennen en waarderen.’
Met andere woorden: Groningen kan zich beter schikken in zijn lot dat het nooit zal uitgroeien tot een toeristenmagneet van enige omvang? ‘Dat klinkt zo gelaten. Sommige dingen moet je gewoon niet willen. Dan maak je van een zwakte een sterkte.’

LEESTIJD: 5 MINUTEN
FOTO: JAN WILLEM VAN VLIET
Toerisme in Groningen
een wonderlijke paradox



Evelien Elisabeth Quint – Medische Wetenschappen
Normality is a paved road: It’s comfortable to walk, but no flowers grow – Vincent van Gogh
STELLING
FOTO: MERLIJN VAN DOOMERNIK

Zef Hemel (1957) studeerde van 1975 tot 1982 sociale geografie en planologie aan de RUG. Hij was adjunct-secretaris van de Raad voor Ruimtelijke Ordening in Den Haag, werkte bij de Rijksplanologische dienst, was directeur van de Academie van Bouwkunst en aansluitend directielid van de Dienst Ruimtelijke Ordening van Amsterdam. Van 2012 tot 2021 bekleedde hij de Wibautleerstoel voor grootstedelijke vraagstukken, sinds 2022 bekleedt hij de Abe Bonnema-leerstoel aan de RUG en de TU Delft.
Kerk bij Marsum
FOTO: STELLA DEKKER
Appingedam
FOTO: STELLA DEKKER
FOTO: STELLA DEKKER

FOTO: STELLA DEKKER
Bij Middelstum



Met de komkommertijd als vruchtbare bodem bloeide er afgelopen zomer in Groningen een mediarelletje op. Adviesbureau Ginder zou de provincie Groningen in een geheim rapport hebben geadviseerd dat alleen massatoerisme de toeristische sector zou kunnen opstoten in de vaart der volkeren. In het Dagblad van het Noorden probeerden de auteurs van Ginder nog de meubelen te redden door uit te leggen dat de verdubbeling van het aantal toeristen waarvan ze in het rapport uitgaan allerminst massatoerisme inhoudt: de provincie Groningen is met afstand de provincie met het minst aantal overnachtingen in Nederland en twee keer niks is nog steeds niet bar veel. Maar de geest was al uit de fles.
Rust, ruimte en landschap
Ook bijzonder hoogleraar Zef Hemel nam met belangstelling kennis van het rapport en kan zich de bezorgdheid van de Groningers over het massatoerisme wel voorstellen. Hemel bekleedt sinds twee jaar de Abe Bonnema-leerstoel, waarvoor hij onderzoek doet naar ruimtelijke herontwikkeling en revitaliseringsstrategieën van deels landelijke, deels stedelijke gebieden, in het bijzonder in Groningen en Friesland. ‘Mijn stelling is dat rust, ruimte en landschap van een ongelofelijke waarde en betekenis zijn voor Noord-Nederland. Die hoef je niet per se toeristisch te vermarkten.’
Voettochten
Hemel kan het weten, want hij vult het onderzoek voor zijn leerstoel in door te wandelen in Groningen en Friesland, wat hem de voor de hand liggende bijnaam ‘wandelprofessor’ opleverde. ‘Ik wandel steeds in het gezelschap van iemand. Mensen kunnen me mailen als ze met me willen wandelen. Dat is een bonte verscheidenheid van mensen. Vorige week liep ik met een muskusratten-vanger. Maar ik heb ook met geestelijk verzorgers, hoogleraren, kunstenaars en wethouders gewandeld. Ik maak dan voettochten en voer gesprekken van zo’n vier uur. Zo dring ik door in Noord-Nederland om erachter te komen wat er aan de hand is en wat er precies gebeurt, zo dicht mogelijk op de realiteit. Letterlijk, want ik ben in het veld en ik spreek direct met de mensen. Daar ben ik nu twee jaar mee bezig.’
Achthonderd Friese boeren
Zo stuitte Hemel in de Noordelijke Friese Wouden op de achthonderd boeren die daar het landschap onderhouden en hun emissies de afgelopen dertig jaar drastisch omlaag hebben weten te brengen. ‘Hen is gelukt om niet meer dan één à twee koeien per hectare te houden. Dat is ontzettend knap en een hele concrete casus op een reusachtige schaal dat we wel degelijk in staat zijn om natuur en landbouw, zelfs veeteelt, met elkaar te verenigen. Maar doordat we natuur en landbouw uit elkaar hebben getrokken toen we de ecologische hoofdstructuur zijn gaan maken in de jaren negentig, is het misgegaan. Zo kan ik hele nauwkeurige beleidsaanwijzingen geven waar het is fout gegaan in het beleid. En dat doe ik gewoon te voet.’
Toerisme is een economie
Wandel- en bezinningstoerisme wordt in het rapport van Ginder als een van de strategieën gepresenteerd om toerisme in Groningen te stimuleren. Dat zal Hemel dus als muziek in de oren klinken? Niet helemaal. ‘Toerisme is een economie. En met wandelen kom je niet ver als je er een economie van wilt maken. Wandelaars zijn echte nomaden. Die hebben geen dure accommodaties nodig. Die lopen met een rugzak en die hebben genoeg aan een heel bescheiden onderkomen.’ Het Ginder-rapport spreekt daarentegen van boetiek-hotelachtige accommodaties in erfgoedlocaties om toeristen te trekken.
Voetpaden uitgewist
Bovendien, zegt Hemel, zijn er in Groningen nauwelijks wandelpaden meer. ‘In de ruilverkavelingen en de inrichting van Groningen zijn die – zoals de oude kerkpaden – bijna allemaal uitgewist. In Westerwolde heb je nog voetpaden. Maar verder is er niet veel over, stel ik vast na twee jaar wandelen. Ik wandel voortdurend over fietspaden en erger, over ruilverkavelingswegen, waar ook auto’s rijden.’
Ook de auteurs van het Ginder-rapport erkennen dat er niet veel is te verdienen met alleen wandel- en bezinnings-toerisme en dat het lang duurt om dat te ontwikkelen. Daarom presenteren ze verblijfstoerisme en dagattracties als strategieën om daadwerkelijk geld in het laatje te brengen. Beide moeten echter van de grond af worden opgebouwd, zo is te lezen – dagattracties kent de provincie nauwelijks en overnachtings-mogelijkheden zijn er ook veel te weinig.
Massatoerisme
Hemel noemt het een ‘wonderlijke paradox’: het sterke punt van Groningen is rust en ruimte, maar als je dat toeristisch vermarkt, heb je geen rust en ruimte meer. 'Mijn vraag is dus of je dat toerisme wel moet willen hebben. Zeker als je dat bezinningstoerisme noemt. Er valt veel af te dingen op bezinnings-toerisme wanneer je de strategieën van dagattracties en verblijfstoerisme ermee gaat verbinden. Daarvoor moet je accommodaties bouwen in de provincie. En het ontwikkelen van attracties is een vorm van massatoerisme op één of meer plekken. Dat staat in mijn ogen haaks op het wandel- en bezinningstoerisme. De combinatie van die drie strategieën vind ik bedenkelijk, die vertrouw ik niet.
Leefomgeving waarderen
‘Het interessante is dat Groningen het wandeltoerisme al samen met Friesland aan het ontwikkelen is. Met het Ziltepad, een initiatief van de Stichtingen Oude Groninger Kerken en Alde Fryske Tsjerken. Westerwolde is bezig met een aantal kloosterpaden, richting Schiermonnikoog. Dus er zijn al hele interessante, lichte initiatieven in het Groningse. Ik zou me daar het liefst toe beperken, zodat de Groningers hun leefomgeving kunnen leren kennen en waarderen.’
Met andere woorden: Groningen kan zich beter schikken in zijn lot dat het nooit zal uitgroeien tot een toeristenmagneet van enige omvang? ‘Dat klinkt zo gelaten. Sommige dingen moet je gewoon niet willen. Dan maak je van een zwakte een sterkte.’
Wat is er nodig om het toerisme in Groningen van de grond te krijgen? Wat betreft planoloog en ‘wandelprofessor’ Zef Hemel in de eerste plaats een antwoord op de vraag waarom je dat moet willen.
TEKST: BERT PLATZER