

Sisay M. Alemu – Faculteit Medische Wetenschappen
‘The good thing about science is that it's true whether or not you believe in it.’ (Neil deGrasse Tyson)
STELLING

Khalaf Alkhalaf (1988) werd in Syrië opgeleid tot verpleger en deed een bachelor Information and Communication Technologies aan de Universiteit van Aleppo (niet afgemaakt). In 1915 vluchtte hij naar Nederland. Aan de RUG behaalde hij een bachelor Middle Eastern Studies en een master International Relations and International Organization. Na zijn studie werkte hij als locatiecoördinator voor het Rode Kruis en momenteel is hij teamleider bij VluchtelingenWerk Nederland.
FOTO: ANP / FREEK VAN DEN BERGH
Onderwijstheorieën te over, leerkrachten te weinig


H
Saskia Snikkers-Mommer – Faculteit Gedrags- en Maatschappijwetenschappen
Geef kinderen vertrouwen en ze zullen verantwoordelijkheid nemen voor hun daden.
Jan Terlouw
STELLING
Hanke Korpershoek (1982) behaalde na de PABO aan de Hanze Hogeschool in 2006 haar master onderwijswetenschappen aan de RUG, waar zij in 2010 promoveerde. In 2011 behaalde ze er ook haar universitaire Basis Kwalificatie Onderwijs. Als onderzoeker en docent bleef zij verbonden aan de RUG, totdat zij er in 2024 werd benoemd tot hoogleraar Onderwijswetenschappen, in het bijzonder Onderwijsinnovatie en Onderwijsverbetering. Naast haar hoogleraarschap is ze directeur van het onderzoeksinstituut GION van de RUG en lid van de Kennisbenuttingsraad van het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO), opgezet door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO).

TEKST: JURGEN TIEKSTRA
In het klaslokaal moet het plaatsvinden: het best mogelijke onderwijs voor elke unieke leerling. Onderwijswetenschappers barsten van de inzichten, maar een inzicht is nog geen lespraktijk.
Tussen beide gaapt een afstand, die Hanke Korpershoek wil verkleinen.
Oratie
Korpershoek is hoogleraar Onderwijsinnovatie en Onderwijsverbetering aan de Rijksuniversiteit. Afgelopen juni hield ze haar oratie, maar de vier jaar daarvoor werkte ze als adjunct-hoogleraar al aan het opzetten van deze leerstoel.
Zelf is ze geen onderwijsinnovator. Wat ze wel doet, is onderzoeken hoe inzichten uit de wetenschap goed kunnen landen in de wereld van het klaslokaal. Want conceptuele kennis, op basis van wetenschappelijk onderzoek, is wat anders dan de praktijkkennis die docenten elke dag in schoolklassen moeten hebben.
Ongelijk behandelen
‘Een schrijnend voorbeeld is: we weten uit heel veel onderzoek dat als je gelijke onderwijskansen aan leerlingen wilt geven, dat je leerlingen dan verschillend moet behandelen. Want niet elke leerling wordt thuis voorgelezen, gaat met ontbijt naar school, of heeft familie die kan helpen met het huiswerk. Maar in de praktijk – ik heb zelf ook kort voor de klas gestaan in het basisonderwijs – is het ontzettend moeilijk om leerlingen ongelijk te behandelen en tegelijkertijd wel gelijkwaardig aandacht te geven.
Als leraar wil je alle leerlingen gelijk behandelen, omdat je het idee hebt dat je juist daarmee elk kind evenveel kansen geeft. Vanuit de wetenschap weten we dat dat niet optimaal is. Maar ik zie en ervaar dat je als docent niet goed weet hoe je dat vorm moet geven. Wat betekent dat dan: ongelijk behandelen? We moeten daarom onderzoeken wat voor soort kennis een leraar nodig heeft om iets met die inzichten te kunnen. Hoe richt je het onderwijs zo in dat je ook je eigen gedrag als docent verandert? Want uit alle onderzoeken blijkt: als je wilt dat de leeromgeving voor leerlingen anders wordt, dan is de leraar de sleutel.’
Hoe kiezen leraren
‘De lijn in mijn onderzoek zit in mijn focus op keuzeprocessen. In mijn promotieonderzoek keek ik destijds naar onderbenut bètatalent in het voortgezet onderwijs: er zijn leerlingen – jongens, maar zeker ook meisjes – die op het gebied van bèta en techniek zeker kwaliteiten hebben, maar toch die richting niet kiezen. Ik heb gekeken wat mogelijke oorzaken zijn, wat voor misconcepties er bijvoorbeeld bestaan van bèta en techniek. Dit zijn keuzes die leerlingen maken op basis van informatie die ze denken te hebben over wat er te halen valt in de wereld. In mijn onderzoeksprojecten hebben dat soort keuzeprocessen centraal gestaan. De afgelopen tien jaar heb ik dat verbreed naar wat ik evidence-informed decision making noem. Hoe kiezen scholen en leraren hoe ze hun onderwijs verbeteren? Doen ze dat op basis van onderzoekskennis? Op basis van wat ze op een lerarencongres hebben gehoord? Of van wat ze iemand anders hebben zien doen? Hoe komen ze tot die specifieke keuze?’
Duizenden boeken
‘Vergeleken met twintig jaar geleden wordt er al veel intensiever tussen onderzoekers en leraren samengewerkt. Er zijn ook veel leraren die zelf, binnen hun eigen school, onderzoek doen. Daarnaast zijn er allerlei kennisbrokers actief, wat vroeger de onderwijsbegeleidingsdiensten waren. Maar er is intussen een veelheid aan kennis ontstaan. Er zijn duizenden boeken over hoe je goed onderwijs geeft rondom bijvoorbeeld het voorkomen of oplossen van pesten. Je kunt uit wel twintig interventies kiezen. Die veelheid aan informatie, en de werkdruk in het onderwijs, maken het moeilijk. Er zijn interventies die heel mooi worden aangekondigd en overtuigend klinken. Maar de vraag is wat de wetenschappelijke onderbouwing is: zijn er wel experimentele studies gedaan die aantonen dat de kinderen daadwerkelijk beter gedrag laten zien?’
Lerarentekort
‘De tweede vraag is: hoe zorg je dat een aanpak goed geïmplementeerd wordt, in de specifieke context van de school. Een aanpak die bij een ervaren leerkracht goed werkt, kan veel te uitdagend zijn in een klas met dertig leerlingen waarin een beginnende leerkracht zijn weg probeert te vinden. Er is dus veel nuttige kennis, maar vaak ontbreken de rust en ruimte om die gedegen toe te passen. Ik sprak iemand op het congres die had horen zeggen: als iedereen meer tijd had, dan losten we veel van de problemen die we op het congres bespreken misschien al wel op. Alleen is dat geen optie. Veel scholen hebben een leraren- en een schoolleidingtekort.’
Financiering op losse schroeven
‘Wat politiek gezien in de lucht hangt, is of scholen financiering blijven houden voor leerlingen uit een lager sociaal-economisch milieu. Als een school veel leerlingen heeft uit achterstandssituaties, krijgt die school meer financiering om die leerlingen te ondersteunen. Dat staat nu op losse schroeven. We weten best veel over hoe je die leerlingen het beste ondersteunt. Maar het wordt ingewikkeld als een school er de middelen niet meer voor heeft. Dat geldt ook voor de vraag hoe een schoolteam zich kan blijven ontwikkelen. Als er zodanige grote bezuinigingen worden doorgevoerd… welke school heeft dan nog de mogelijkheid om te zeggen: ik rooster één van onze leraren een middag uit om de leerlinggegevens te analyseren en te kijken wat onze zwakke punten zijn? Als een groep leerlingen bijvoorbeeld moeite met begrijpend lezen heeft, dan wil je daar wellicht een extra leraar voor inzetten die ondersteuning kan bieden. Maar als er zodanig als nu bezuinigd wordt in het onderwijs, zie ik niet in hoe schoolteams de komende jaren de kwaliteit van het onderwijs kunnen vasthouden en versterken.’
onderzoeken, nemen deel aan panelgesprekken en klampen elkaar vervolgens aan bij het koffie drinken.
‘Dit jaar is er veel aandacht voor de ontwikkelingen op het gebied van AI’, vertelt Korpershoek vanuit haar hotel op de slotdag van het congres. ‘Eerder was er veel aandacht voor andere onderwijsinnovaties, zoals voor het meten van de ontwikkelingen van leerlingen. Dat begint bij toetsen, vragenlijsten en leerlinggesprekken, maar in de loop van de jaren is er steeds meer aandacht gekomen voor metingen via apps, via hartritmemetingen of eye tracking. De technologieën ontwikkelen zich vrij snel, en ondertussen ontwikkelen zich de onderwijstheorieën.’
et is eind augustus. Hanke Korpershoek bevindt zich in de Oostenrijkse stad Graz, op een internationale onderwijsconferentie waar ze al komt sinds haar promotie veertien jaar geleden. Zo’n 2,5 duizend onderwijskundigen uit alle windstreken presenteren elkaar in Graz hun



FOTO: ANP / FREEK VAN DEN BERGH
Onderwijstheorieën te over, leerkrachten te weinig

Saskia Snikkers-Mommer – Faculteit Gedrags- en Maatschappijwetenschappen Geef kinderen vertrouwen en ze zullen verantwoordelijkheid nemen voor hun daden. Jan Terlouw
STELLING
Oratie
Korpershoek is hoogleraar Onderwijs-innovatie en Onderwijsverbetering aan de Rijksuniversiteit. Afgelopen juni hield ze haar oratie, maar de vier jaar daarvoor werkte ze als adjunct-hoogleraar al aan het opzetten van deze leerstoel.
Zelf is ze geen onderwijsinnovator. Wat ze wel doet, is onderzoeken hoe inzichten uit de wetenschap goed kunnen landen in de wereld van het klaslokaal. Want conceptuele kennis, op basis van weten-schappelijk onderzoek, is wat anders dan de praktijkkennis die docenten elke dag in schoolklassen moeten hebben.
Ongelijk behandelen
‘Een schrijnend voorbeeld is: we weten uit heel veel onderzoek dat als je gelijke onderwijskansen aan leerlingen wilt geven, dat je leerlingen dan verschillend moet behandelen. Want niet elke leerling wordt thuis voorgelezen, gaat met ontbijt naar school, of heeft familie die kan helpen met het huiswerk. Maar in de praktijk – ik heb zelf ook kort voor de klas gestaan in het basisonderwijs – is het ontzettend moeilijk om leerlingen ongelijk te behandelen en tegelijkertijd wel gelijkwaardig aandacht te geven.
Als leraar wil je alle leerlingen gelijk behandelen, omdat je het idee hebt dat je juist daarmee elk kind evenveel kansen geeft. Vanuit de wetenschap weten we dat dat niet optimaal is. Maar ik zie en ervaar dat je als docent niet goed weet hoe je dat vorm moet geven. Wat betekent dat dan: ongelijk behandelen? We moeten daarom onderzoeken wat voor soort kennis een leraar nodig heeft om iets met die inzichten te kunnen. Hoe richt je het onderwijs zo in dat je ook je eigen gedrag als docent verandert? Want uit alle onderzoeken blijkt: als je wilt dat de leeromgeving voor leerlingen anders wordt, dan is de leraar de sleutel.’
Hoe kiezen leraren
‘De lijn in mijn onderzoek zit in mijn focus op keuzeprocessen. In mijn promotieonderzoek keek ik destijds naar onderbenut bètatalent in het voortgezet onderwijs: er zijn leerlingen – jongens, maar zeker ook meisjes – die op het gebied van bèta en techniek zeker kwaliteiten hebben, maar toch die richting niet kiezen. Ik heb gekeken wat mogelijke oorzaken zijn, wat voor misconcepties er bijvoorbeeld bestaan van bèta en techniek. Dit zijn keuzes die leerlingen maken op basis van informatie die ze denken te hebben over wat er te halen valt in de wereld. In mijn onderzoeksprojecten hebben dat soort keuzeprocessen centraal gestaan. De afgelopen tien jaar heb ik dat verbreed naar wat ik evidence-informed decision making noem. Hoe kiezen scholen en leraren hoe ze hun onderwijs verbeteren? Doen ze dat op basis van onderzoeks-kennis? Op basis van wat ze op een lerarencongres hebben gehoord? Of van wat ze iemand anders hebben zien doen? Hoe komen ze tot die specifieke keuze?’
Duizenden boeken
‘Vergeleken met twintig jaar geleden wordt er al veel intensiever tussen onderzoekers en leraren samengewerkt. Er zijn ook veel leraren die zelf, binnen hun eigen school, onderzoek doen. Daarnaast zijn er allerlei kennisbrokers actief, wat vroeger de onderwijs-begeleidingsdiensten waren. Maar er is intussen een veelheid aan kennis ontstaan. Er zijn duizenden boeken over hoe je goed onderwijs geeft rondom bijvoorbeeld het voorkomen of oplossen van pesten. Je kunt uit wel twintig interventies kiezen. Die veelheid aan informatie, en de werkdruk in het onderwijs, maken het moeilijk. Er zijn interventies die heel mooi worden aangekondigd en overtuigend klinken. Maar de vraag is wat de wetenschap-pelijke onderbouwing is: zijn er wel experimentele studies gedaan die aantonen dat de kinderen daadwerkelijk beter gedrag laten zien?’
Lerarentekort
‘De tweede vraag is: hoe zorg je dat een aanpak goed geïmplementeerd wordt, in de specifieke context van de school. Een aanpak die bij een ervaren leerkracht goed werkt, kan veel te uitdagend zijn in een klas met dertig leerlingen waarin een beginnende leerkracht zijn weg probeert te vinden. Er is dus veel nuttige kennis, maar vaak ontbreken de rust en ruimte om die gedegen toe te passen. Ik sprak iemand op het congres die had horen zeggen: als iedereen meer tijd had, dan losten we veel van de problemen die we op het congres bespreken misschien al wel op. Alleen is dat geen optie. Veel scholen hebben een leraren- en een schoolleidingtekort.’
Financiering op losse schroeven
‘Wat politiek gezien in de lucht hangt, is of scholen financiering blijven houden voor leerlingen uit een lager sociaal-economisch milieu. Als een school veel leerlingen heeft uit achterstandssituaties, krijgt die school meer financiering om die leerlingen te ondersteunen. Dat staat nu op losse schroeven. We weten best veel over hoe je die leerlingen het beste ondersteunt. Maar het wordt ingewikkeld als een school er de middelen niet meer voor heeft. Dat geldt ook voor de vraag hoe een schoolteam zich kan blijven ontwikkelen. Als er zodanige grote bezuinigingen worden doorgevoerd… welke school heeft dan nog de mogelijk-heid om te zeggen: ik rooster één van onze leraren een middag uit om de leerlinggegevens te analyseren en te kijken wat onze zwakke punten zijn? Als een groep leerlingen bijvoorbeeld moeite met begrijpend lezen heeft, dan wil je daar wellicht een extra leraar voor inzetten die ondersteuning kan bieden. Maar als er zodanig als nu bezuinigd wordt in het onderwijs, zie ik niet in hoe schoolteams de komende jaren de kwaliteit van het onderwijs kunnen vasthouden en versterken.’

Hanke Korpershoek (1982) behaalde na de PABO aan de Hanze Hogeschool in 2006 haar master onderwijswetenschappen aan de RUG, waar zij in 2010 promoveerde. In 2011 behaalde ze er ook haar universitaire Basis Kwalificatie Onderwijs. Als onderzoeker en docent bleef zij verbonden aan de RUG, totdat zij er in 2024 werd benoemd tot hoogleraar Onderwijs-wetenschappen, in het bijzonder Onderwijs-innovatie en Onderwijsverbetering. Naast haar hoogleraarschap is ze directeur van het onderzoeksinstituut GION van de RUG en lid van de Kennisbenuttingsraad van het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO), opgezet door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO).
H
internationale onderwijsconferentie waar ze al komt sinds haar promotie veertien jaar geleden. Zo’n 2,5 duizend onderwijs-kundigen uit alle windstreken presenteren elkaar in Graz hun onder-zoeken, nemen deel aan panelgesprekken en klampen elkaar vervolgens aan bij het koffie drinken.
‘Dit jaar is er veel aandacht voor de ontwikkelingen op het gebied van AI’, vertelt Korpershoek vanuit haar hotel op de slotdag van het congres. ‘Eerder was er veel aandacht voor andere onderwijs-innovaties, zoals voor het meten van de ontwikkelingen van leerlingen. Dat begint bij toetsen, vragenlijsten en leerling-gesprekken, maar in de loop van de jaren is er steeds meer aandacht gekomen voor metingen via apps, via hartritme-metingen of eye tracking. De technologieën ontwikkelen zich vrij snel, en ondertussen ontwikkelen zich de onderwijstheorieën.’
et is eind augustus. Hanke Korpershoek bevindt zich in de Oostenrijkse stad Graz, op een
In het klaslokaal moet het plaatsvinden: het best mogelijke onderwijs voor elke unieke leerling. Onderwijswetenschappers barsten van de inzichten, maar een inzicht is nog geen lespraktijk. Tussen beide gaapt een afstand, die Hanke Korpershoek wil verkleinen.
TEKST: JURGEN TIEKSTRA