R.J. Cleveringsluizen bij Lauwersoog
Academisch Ziekenhuis, Groningen
Frico, Wolvega
Philips, Stadskanaal
Scheepswerf Niestern
Suiker- en stroopfabriek W.A. Scholten
LEESTIJD: 5 MINUTEN
FOTO: JAN REINIER VAN DER VLIET
Marijn Molema (1982) / geschiedenis 2006
Zwaaien, roepen, springen – Naar een land waarin iedere regio telt
In de regio’s heersen gevoelens van verdriet en frustratie. Men voelt zich niet gehoord en gezien door de Haagse politiek en de Randstad. Een boek over de geschiedenis van het regionaal beleid van de afgelopen zeventig jaar.
€ 17,99
Jan Walter Benjamins – Medische Wetenschappen
‘Do not take life too seriously. You will never get out of it alive’ (Elbert Hubbard)
STELLING
Noordelijke onderwijsveld
Om met die laatste te beginnen. ‘Als buitenlandse bedrijven zich ergens willen vestigen, stellen we een bid book op waarin het noordelijke onderwijsveld altijd een rol speelt: dus van MBO, HBO tot wetenschappelijk onderwijs,’ vertelt Boonstra. ‘Dan kijken we ook naar hoogleraren en onderzoeksgroepen. Als het bijvoorbeeld gaat over batterijtechnologie is hoogleraar Moniek Tromp iemand bij wie we informatie ophalen. Zo heb je meer voorbeelden. Zo’n bedrijf als SHINE komt hier vooral naar toe omdat Veendam vlakbij Groningen ligt en weet dat daar het Protonencentrum zit. Dus op het gebied van medische isotopen heeft de RUG een reputatie.’
Startups
Dan die andere taak: innoveren. Om start-ups bij te staan, kent de RUG bijvoorbeeld de afdeling RUG Ventures en ook het VentureLab North. ‘De NOM doet ook dit soort trainingen. Met allerlei partijen hebben we nu Founded in the North opgericht, dat ervoor zorgt dat er één ecosysteem is waarin we dienstverlening rondom start-ups organisereren.’
Goud van het Noorden
Tot slot: investeren. Een aantal jaren geleden lanceerde Den Haag het Nationaal Groeifonds, een miljardenpot voor investeringen. Volgens Boonstra ging er te weinig naar het Noorden. ‘We zijn toen het project Goud van het Noorden begonnen, samen met het ministerie van EZK, de Economic Board Noord-Nederland, en de RUG. Het idee was: laten we met z’n vieren kijken of we een paar projecten kunnen definiëren. Mocht het Nationaal Groeifonds stoppen of veel kleiner worden, dan hebben we in ieder geval projecten voor andere subsidieverstrekkers, zoals de Horizon-fondsen en het Just Transition Fund van de Europese Unie.’
Techbedrijven
Eén zo’n nieuw project is Future Tech Ventures. ‘We vroegen ons af: in die hele vroege fase van techbedrijven, moeten we daar nou allemaal op losgaan of het gezamenlijk doen? Nu werken we samen met RUG Ventures, het Campus Community Fund, de NOM en het Investeringsfonds Groningen. Samen hebben we geld opgehaald bij het Just Transition Fund om de onrendabele top van investeringen in nieuwe techbedrijven gesubsidieerd te krijgen.’
De oratie Dialectiek van ons regionale ontwikkelingsstreven die Marijn Molema, bijzonder hoogleraar Regionale Vitaliteit & Dynamiek aan de Faculteit der Letteren, in 2022 hield, is hier te downloaden
TEKST: JURGEN TIEKSTRA | FOTO’S CARROUSEL: GRONINGER ARCHIEVEN
Vijftig jaar bestaat de NOM nu, ofwel de Investerings- en Ontwikkelingsmaatschappij voor
Noord-Nederland. Elk jaar investeert dit fonds miljoenen in noordelijke bedrijven.
Dat doet het namens de drie noordelijke provincies en de rijksoverheid. Een gesprek met
Marijn Molema, bijzonder hoogleraar Regionale Vitaliteit & Dynamiek aan de Faculteit der Letteren,
en met NOM-directeur en alumna sociologie Dina Boonstra.
In Veendam gaat het Amerikaanse bedrijf SHINE een nucleaire fabriek bouwen om medische isotopen te produceren voor de ziekenhuisbehandeling van kanker. Een van de partijen betrokken bij de komst van de Amerikanen is de Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij (NOM), die als taak heeft buitenlandse bedrijven te verleiden zich in Noord-Nederland te vestigen.
Het voorbeeld illustreert dat de NOM, vijftig jaar na oprichting, een spil gebleven is in de economische ontwikkeling van de noordelijke provincies. Maar dat sprak niet vanzelf, zegt Marijn Molema, bijzonder hoogleraar regionale vitaliteit & dynamiek.
Samenwerking met de RUG
Sinds een paar jaar is Dina Boonstra (1959) / sociologie (1987) directeur van de NOM. In Groningen werd ze opgeleid tot socioloog, maar ook vanwege haar huidige werkplek is ze nauw met de RUG verbonden. Dat geldt voor alle drie de taken die de NOM heeft. Te weten: investeren, innoveren en internationaliseren.
Naar aanleiding van het jubileum maakte hij met zijn studenten en collega’s voor de NOM-website een interactieve tijdlijn van de economische ontwikkeling in Friesland, Groningen en Drenthe.
Onverantwoord
Zelf ooit gepromoveerd op het economisch beleid in Noord-Nederland en Noordwest-Duitsland, volgt Molema de NOM al lange tijd. ‘De regionale ontwikkelingsmaatschappijen zijn bijzondere instituten in die hele beleidsbeweging’, vertelt hij, ‘omdat ze zijn opgericht in de nadagen van het naoorlogse industriebeleid, en door het ministerie van Economische Zaken ook verantwoordelijk zijn gemaakt voor onverantwoorde industriepolitiek.
Papierfabriek Okto
In de begindagen, de jaren zeventig, was de NOM echt een instrument van het ministerie, en het beleid was nog erg top-down. Den Haag besloot wat goed was voor de regio, en de regio had hoogstens uit te voeren. Wat ze bijvoorbeeld deden, is investeren in een papierfabriek te Winschoten: de Okto. Dat was zó'n moderne fabriek dat niemand wist hoe die nieuwe machines werkten. Die fabriek heeft nooit één euro winst gemaakt. Dat gebeurt er als je in één keer vanuit de Haagse politiek bedenkt: alsjeblieft, dit is een fabriek, en hier gaan jullie mee produceren. De NOM was in wezen doorgeefluik van al die subsidies vanuit Den Haag.’
Die tijd is nu lang voorbij. Iets wat al helemaal duidelijk is sinds de drie noordelijke provincies in 2016 voor de helft eigenaar werden van de NOM en de beslissende stem kregen. De andere helft hield het Rijk nog in handen.
Kapitaal verstrekken
Maar ook al eerder werd een draai gemaakt, vertelt Molema. ‘In de jaren vijftig en zestig was het ideaalbeeld: een industrieel ontwikkelde regio. Alle regio's die zich aan dat ideaalbeeld onttrokken, moesten met de hulp van de politiek industrieel ontwikkeld worden. Van lieverlee ging de overheid ook direct investeren met risicodragend kapitaal. Dat was een instrument dat overkwam uit het Verenigd Koninkrijk, naar het voorbeeld van de development agencies. De NOM kreeg net als andere regionale ontwikkelingsmaatschappen de taak om in plaats van een bank kapitaal te verstrekken. De gedachte was dat de investeringsrisico’s zo groot zijn dat een bank er niet instapt.
Clusterdenken
En de ontwikkelingsmaatschappen hebben ook mooie fabrieken ondersteund. Tegelijkertijd waren ze weinig kritisch. Ze konden elke fabriek met veel arbeidsplaatsen helpen. Maar in de jaren tachtig en negentig kwam het clusterdenken op: als je een economie wil stimuleren, moet je dat niet doen met een one-size-fits-all-beleid, maar veel gerichter netwerken stimuleren. Netwerken van ondernemers, kennisinstellingen en overheden. De NOM is heel specifiek een actor geworden in dat clusterdenken.’
Geboortecijfer gehalveerd
‘Een van de belangrijkste motieven om na de oorlog regionale politiek te bedrijven was om een snelgroeiende bevolking van werk te voorzien en te voorkomen dat de bevolking van Nederland te geconcentreerd samenviel in het westen van het land,’ vertelt Marijn Molema. ‘Dat idee werd natuurlijk ook gedragen door dat ideaalbeeld van een evenwichtige, moderne ontwikkeling van een natiestaat. Maar tussen 1965 en 1980 is in Nederland het geboortecijfer bijna gehalveerd. Er komt dus niet steeds meer jeugd bij die een baan moet hebben, het liefst ongeschoolde industriearbeid waar je snel en veel werknemers in kwijt kunt. Dat idee is verouderd.
Dunnere economie
Tegelijkertijd willen we de jeugd hier in Noord-Nederland wel vasthouden, en is de economie hier dunner dan elders. Dat is iets wat aandacht nodig heeft, niet alleen van de ondernemers zelf, maar ook van de overheid die een zekere taak heeft om ontwikkeling na te streven. Dus ik denk dat die overheidstaak nog goed overeind blijft: dat je zorgt voor een kwalitatief goed bedrijfsleven, waarin mensen afkomstig uit Noord-Nederland een mooie baan kunnen vinden.’
R.J. Cleveringsluizen bij Lauwersoog
Academisch Ziekenhuis, Groningen
Frico, Wolvega
Philips, Stadskanaal
Scheepswerf Niestern
Suiker- en stroopfabriek W.A. Scholten
Jan Walter Benjamins – Medische Wetenschappen
‘Do not take life too seriously. You will never get out of it alive’ (Elbert Hubbard)
STELLING
Noordelijke onderwijsveld
Om met die laatste te beginnen. ‘Als buitenlandse bedrijven zich ergens willen vestigen, stellen we een bid book op waarin het noordelijke onderwijsveld altijd een rol speelt: dus van MBO, HBO tot wetenschappelijk onderwijs,’ vertelt Boonstra. ‘Dan kijken we ook naar hoogleraren en onderzoeksgroepen. Als het bijvoorbeeld gaat over batterij-technologie is hoogleraar Moniek Tromp iemand bij wie we informatie ophalen. Zo heb je meer voorbeelden. Zo’n bedrijf als SHINE komt hier vooral naar toe omdat Veendam vlakbij Groningen ligt en weet dat daar het Protonencentrum zit. Dus op het gebied van medische isotopen heeft de RUG een reputatie.’
Startups
Dan die andere taak: innoveren. Om start-ups bij te staan, kent de RUG bijvoorbeeld de afdeling RUG Ventures en ook het VentureLab North. ‘De NOM doet ook dit soort trainingen. Met allerlei partijen hebben we nu Founded in the North opgericht, dat ervoor zorgt dat er één ecosysteem is waarin we dienstverlening rondom start-ups organisereren.’
Goud van het Noorden
Tot slot: investeren. Een aantal jaren geleden lanceerde Den Haag het Nationaal Groeifonds, een miljardenpot voor investeringen. Volgens Boonstra ging er te weinig naar het Noorden. ‘We zijn toen het project Goud van het Noorden begonnen, samen met het ministerie van EZK, de Economic Board Noord-Nederland, en de RUG. Het idee was: laten we met z’n vieren kijken of we een paar projecten kunnen definiëren. Mocht het Nationaal Groeifonds stoppen of veel kleiner worden, dan hebben we in ieder geval projecten voor andere subsidieverstrekkers, zoals de Horizon-fondsen en het Just Transition Fund van de Europese Unie.’
Techbedrijven
Eén zo’n nieuw project is Future Tech Ventures. ‘We vroegen ons af: in die hele vroege fase van techbedrijven, moeten we daar nou allemaal op losgaan of het gezamenlijk doen? Nu werken we samen met RUG Ventures, het Campus Community Fund, de NOM en het Investeringsfonds Groningen. Samen hebben we geld opgehaald bij het Just Transition Fund om de onrendabele top van investeringen in nieuwe techbedrijven gesubsidieerd te krijgen.’
Samenwerking met de RUG
Sinds een paar jaar is Dina Boonstra (1959) / sociologie (1987) directeur van de NOM. In Groningen werd ze opgeleid tot socioloog, maar ook vanwege haar huidige werkplek is ze nauw met de RUG verbonden. Dat geldt voor alle drie de taken die de NOM heeft. Te weten: investeren, innoveren en internationaliseren.
De oratie Dialectiek van ons regionale ontwikkelingsstreven die Marijn Molema, bijzonder hoogleraar Regionale Vitaliteit & Dynamiek aan de Faculteit der Letteren, in 2022 hield, is hier te downloaden
In Veendam gaat het Amerikaanse bedrijf SHINE een nucleaire fabriek bouwen om medische isotopen te produceren voor de ziekenhuis-behandeling van kanker. Een van de partijen betrokken bij de komst van de Amerikanen is de Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij (NOM), die als taak heeft buitenlandse bedrijven te verleiden zich in Noord-Nederland te vestigen.
Het voorbeeld illustreert dat de NOM, vijftig jaar na oprichting, een spil gebleven is in de economische ontwikkeling van de noordelijke provincies. Maar dat sprak niet vanzelf, zegt Marijn Molema, bijzonder hoogleraar regionale vitaliteit & dynamiek.
Naar aanleiding van het jubileum maakte hij met zijn studenten en collega’s voor de NOM-website een interactieve tijdlijn van de economische ontwikkeling in Friesland, Groningen en Drenthe.
Onverantwoord
Zelf ooit gepromoveerd op het economisch beleid in Noord-Nederland en Noordwest-Duitsland, volgt Molema de NOM al lange tijd. ‘De regionale ontwikkelingsmaatschappijen zijn bijzondere instituten in die hele beleidsbeweging’, vertelt hij, ‘omdat ze zijn opgericht in de nadagen van het naoorlogse industriebeleid, en door het ministerie van Economische Zaken ook verantwoordelijk zijn gemaakt voor onverantwoorde industriepolitiek.
Papierfabriek Okto
In de begindagen, de jaren zeventig, was de NOM echt een instrument van het ministerie, en het beleid was nog erg top-down. Den Haag besloot wat goed was voor de regio, en de regio had hoogstens uit te voeren. Wat ze bijvoorbeeld deden, is investeren in een papierfabriek te Winschoten: de Okto. Dat was zó'n moderne fabriek dat niemand wist hoe die nieuwe machines werkten. Die fabriek heeft nooit één euro winst gemaakt. Dat gebeurt er als je in één keer vanuit de Haagse politiek bedenkt: alsjeblieft, dit is een fabriek, en hier gaan jullie mee produceren. De NOM was in wezen doorgeefluik van al die subsidies vanuit Den Haag.’
Die tijd is nu lang voorbij. Iets wat al helemaal duidelijk is sinds de drie noordelijke provincies in 2016 voor de helft eigenaar werden van de NOM en de beslissende stem kregen. De andere helft hield het Rijk nog in handen.
Kapitaal verstrekken
Maar ook al eerder werd een draai gemaakt, vertelt Molema. ‘In de jaren vijftig en zestig was het ideaalbeeld: een industrieel ontwikkelde regio. Alle regio's die zich aan dat ideaalbeeld onttrokken, moesten met de hulp van de politiek industrieel ontwikkeld worden. Van lieverlee ging de overheid ook direct investeren met risicodragend kapitaal. Dat was een instrument dat overkwam uit het Verenigd Koninkrijk, naar het voorbeeld van de development agencies. De NOM kreeg net als andere regionale ontwikkelingsmaatschappen de taak om in plaats van een bank kapitaal te verstrekken. De gedachte was dat de investeringsrisico’s zo groot zijn dat een bank er niet instapt.
Clusterdenken
En de ontwikkelingsmaatschappen hebben ook mooie fabrieken ondersteund. Tegelijkertijd waren ze weinig kritisch. Ze konden elke fabriek met veel arbeidsplaatsen helpen. Maar in de jaren tachtig en negentig kwam het clusterdenken op: als je een economie wil stimuleren, moet je dat niet doen met een one-size-fits-all-beleid, maar veel gerichter netwerken stimuleren. Netwerken van ondernemers, kennisinstellingen en overheden. De NOM is heel specifiek een actor geworden in dat clusterdenken.’
Geboortecijfer gehalveerd
‘Een van de belangrijkste motieven om na de oorlog regionale politiek te bedrijven was om een snelgroeiende bevolking van werk te voorzien en te voorkomen dat de bevolking van Nederland te geconcentreerd samenviel in het westen van het land,’ vertelt Marijn Molema. ‘Dat idee werd natuurlijk ook gedragen door dat ideaalbeeld van een evenwichtige, moderne ontwikkeling van een natiestaat. Maar tussen 1965 en 1980 is in Nederland het geboortecijfer bijna gehalveerd. Er komt dus niet steeds meer jeugd bij die een baan moet hebben, het liefst ongeschoolde industriearbeid waar je snel en veel werknemers in kwijt kunt. Dat idee is verouderd.
Dunnere economie
Tegelijkertijd willen we de jeugd hier in Noord-Nederland wel vasthouden, en is de economie hier dunner dan elders. Dat is iets wat aandacht nodig heeft, niet alleen van de ondernemers zelf, maar ook van de overheid die een zekere taak heeft om ontwikkeling na te streven. Dus ik denk dat die overheidstaak nog goed overeind blijft: dat je zorgt voor een kwalitatief goed bedrijfsleven, waarin mensen afkomstig uit Noord-Nederland een mooie baan kunnen vinden.’
FOTO: JAN REINIER VAN DER VLIET
Vijftig jaar bestaat de NOM nu, ofwel de Investerings- en Ontwikkelings-maatschappij voor Noord-Nederland. Elk jaar investeert dit fonds miljoenen in noordelijke bedrijven. Dat doet het namens de drie noordelijke provincies en de rijksoverheid. Een gesprek met
Marijn Molema, bijzonder hoogleraar Regionale Vitaliteit & Dynamiek aan
de Faculteit der Letteren, en met
NOM-directeur en alumna sociologie
Dina Boonstra.
TEKST: JURGEN TIEKSTRA
FOTO’S CARROUSEL: GRONINGER ARCHIEVEN
Marijn Molema (1982) / geschiedenis 2006
Zwaaien, roepen, springen – Naar een land waarin iedere regio telt
In de regio’s heersen gevoelens van verdriet en frustratie. Men voelt zich niet gehoord en gezien door de Haagse politiek en de Randstad. Een boek over de geschiedenis van het regionaal beleid van de afgelopen zeventig jaar.
€ 17,99