Theunis Piersma, hoogleraar trekvogelecologie

herauten van verandering op
de Wadden

Waakvogels

FOTO: KEES VAN DE VEEN

ONDERZOEK

LEESTIJD: 5 MINUTEN

Berit Habbig Libutzki – Medische Wetenschappen
‘Feminism isn’t about making women stronger. Women are already strong. It’s about changing the way the world perceives
that strength’ (G.D. Anderson)

STELLING

Grutto

De zesde vogel in het rijtje is de grutto. Als bewoner van onze weidegebieden is hij strikt genomen geen wadvogel, maar als graag geziene broedvogel van de Waddeneilanden en de Noord-Hollandse, Friese en Groningse Waddenkust hoort hij toch in het rijtje thuis. En als icoon van het Nederlandse boerenland mag hij met recht een ‘waakvogel’ heten. Niet voor niets werd de grutto in 2015 verkozen tot onze nationale vogel. Hij is wat groter en slanker dan zijn rosse evenknie, met een langere snavel en poten en iets minder fel gekleurd. In het najaar vliegen de grutto’s naar West-Afrika, om in de loop van de winter alweer noordwaarts te keren.

Rosse grutto

Dit minder bekende neefje van onze ‘gewone’ grutto is wat kleiner en gedrongener en heeft een iets omhoog gewipte snavel. Het is een uitgesproken wadvogel die het liefst borstelwormen eet, zoals wadpieren en zeeduizendpoten – maar hij lust ook wel andere ongewervelden. Rosse grutto’s broeden in het hoge noorden en zijn bij ons vooral op doortrek. De Scandinavische broeders overwinteren in de Waddenzee; daarnaast zien we bij ons ook vogels die op weg zijn van Siberië naar West-Afrika. De Pacifische ondersoort heeft het wereldrecord non-stop-langeafstandsvliegen: in 2022 vloog een gezenderde Alaskaan in elf dagen naar Tasmanië, ruim
13.500 km in één ruk.  

Drieteenstrandloper

In kleine groepjes rennen ze voor de golven uit, steeds maar heen en weer op het strand, altijd in beweging. Hun pootjes gaan zo snel dat ze bijna lijken te zweven. Drieteenstrandlopers heten zo omdat ze geen vierde teen hebben, zoals andere vogels: de achterteen ontbreekt. Op het stand zoeken ze naar kleine beestjes in de vloedlijn. Je vindt ze langs de hele kust, maar extra veel in het Waddengebied. Net als kanoeten broeden ze in de hoog-arctische toendra en zijn dan diep roestbruin; bij ons zijn ze grijs-wit, hoewel in de vlucht meer zwart-wit. Sommige blijven de hele winter bij ons, andere trekken naar West-Afrika. 

Kanoet

Prachtig is hij, onze grootste strandlopersoort. In de winter is hij grijs met wit, maar in de zomer fraai bont van boven en roodbruin van onderen. Kanoeten broeden in de hoge Arctis en komen daarna massaal naar de Wadden om op te vetten. De Siberiërs vliegen  door naar West-Afrika, kanoeten uit Groenland en Canada (een aparte ondersoort) blijven de hele winter bij ons. Zo is de Waddenzee voor deze soort totaal onmisbaar. Kanoeten zijn specialisten in het vinden van schelpdieren op het wad. Je ziet ze vaak in grote groepen dicht op elkaar: rustend op droge richels of zwermend door de lucht.

Lepelaar

Een halve eeuw geleden was deze vogel bij ons een zeldzaamheid. Nu broeden er bijna vierduizend paren, vooral in het Waddengebied maar ook in andere kust- en moerasgebieden. De lepelaar is een trekvogel, net als de rotgans, maar dan één die juist hier broedt en wegtrekt om te overwinteren. Naar Zuid-Europa en vaak nog veel verder: naar de wadden langs de kust van Mauritanië. Lepelaars foerageren in ondiep water, bijvoorbeeld in de geulen op het wad en de slenken op de kwelder. Ook in zoetwater zijn ze te vinden, zigzaggend door de modder met hun lepelsnavel, op zoek naar kleine visjes. Over één bijzonder (en gezenderd) vrouwtje schreven Piersma en collega’s zelfs een boek: Sinagote – het levensverhaal van een lepelaar.

Rotgans

Hij lijkt zwart-wit, deze kleine sierlijke gans, maar als je goed kijkt zie je dat hij wel honderd kleuren heeft: van koolzwart tot roomwit met daartussenin de prachtigste tinten. De rotgans dankt zijn naam aan zijn geluid: een kenmerkend rrrô-rrrô, soms zacht keuvelend en soms juist fel en kort. Rotganzen broeden op noordelijke toendra’s en komen bij ons overwinteren. Het Nederlandse Waddengebied is heel belangrijk voor ze: het merendeel van de wereldpopulatie strijkt hier korter of langer neer. Ze eten zeegras op de wadplaten, grazen op kwelders en in polders en dobberen ook graag op zee. Een echte Waddenvogel, dus.

Even kennismaken

TEKST: NIENKE BEINTEMA | FOTO’S JAN VAN DE KAM

Het project ‘Waakvogels’ is van start gegaan: een initiatief van het RUG-centrum BirdEyes.
Kanoet, lepelaar, rosse grutto, drieteenstrandloper, rotgans en de grutto, alle hebben ze wat met het Wad. Aan de hand van de verhalen van deze zes trekvogelsoorten onderzoeken biologen de ecologie achter veranderingen. ‘Pas als je weet waaróm iets werkt, kun je zinvolle maatregelen nemen.’

Theunis Piersma:
‘Het gaat niet alleen om de kille cijfers, maar ook om de verhalen die die vogels vertellen’

Herauten van de herfst. Dat zijn de trekvogels die in het najaar massaal over onze Wadden zwermen. Ze komen hier om op te vetten, onderweg naar hun winterstek in Afrika. In het voorjaar keren ze terug, via de Waddenzee, naar hun broedgebieden in het hoge noorden. En dan zijn er nog de trekvogels die hier broeden, of hier de hele winter verblijven. Voor al deze soorten is het Waddengebied onmisbaar.

Herauten van verandering zijn ze ook, die trekvogels: als het goed gaat met de Wadden, dan gedijen ze. Als het slecht gaat, nemen ze af – als kanaries in de kolenmijn. Dat is het basisidee achter Waakvogels, een groot project dat begin dit jaar van start is gegaan vanuit BirdEyes. Dat is het nieuwe Centre for Global Ecological Change van de RUG, gevestigd in hartje Leeuwarden.

Begrijpen wat er gebeurt
‘Het onderzoeken van trekkende wadvogelpopulaties is cruciaal als je wilt weten en begrijpen wat er in het Waddengebied verandert’, vertelt initiatiefnemer Theunis Piersma, hoogleraar trekvogelecologie aan de RUG. ‘Er wordt al heel lang veel geteld en gemeten. En er gebeuren veel natuurherstelprojecten, onder het motto “schop in de grond”. Maar naar de onderliggende ecologie wordt nog altijd te weinig gekeken.’

Waaróm kiezen de wadvogels wel of niet voor een bepaald stuk Waddenzee, en waaróm veranderen hun aantallen? Waarom werken die ‘schop-in-de-grond’-projecten, of waarom juist niet? ‘Pas als je dat weet, kun je verstandige maatregelen nemen’, stelt Piersma ferm.

Vijf partijen financieren het project Waakvogels, dat in totaal vijf jaar gaat omspannen: het Waddenfonds, het ministerie van LNV en de drie Waddenprovincies. Acht van de benodigde 10 miljoen euro is al veiliggesteld. En zes kenmerkende vogelsoorten zijn geselecteerd als gezanten van het project – zes soorten die samen de gehele Waddenecologie vertegenwoordigen.

Verhalen vertellen
‘Deze aanpak gaat veel fundamentele kennis opleveren’, vertelt projectleider Tjibbe Stelwagen van BirdEyes. ‘Maar vooral gaan we zorgen dat die kennis terechtkomt bij beheerders, zoals Natuurmonumenten en de Provinciale Landschappen. Die zijn daarom ook vertegenwoordigd in Waakvogels.’ 

De onderzoekers gaan onder meer observaties, tellingen en prooi-analyses doen, maar ook veel vogels voorzien van een zender. Stelwagen: ‘Dan gaan we letterlijk zien wanneer de vogels waar zitten, we gaan leren hoe ze de ruimte gebruiken, we zien het meteen zodra er afwijkingen zijn van patronen. Daarmee kunnen we aan de gang: samen ontdekken hoe je dat Waddengebied zo duurzaam mogelijk kunt beheren.’

Spectaculair
Die aanpak is uniek, aldus Piersma en Stelwagen – en past precies binnen de visie van BirdEyes: de wereld zien door de ogen van vogels. ‘Het gaat niet alleen om de kille cijfers, maar ook om de verhalen die die vogels vertellen’, benadrukt Piersma. Stelwagen: ‘We willen graag dat mensen die verwondering gaan voelen. Als je zo’n gezenderde vogel volgt, als je meekijkt hoe die trekt en zijn kroost grootbrengt, als je ziet hoe hij goede en minder goede tijden doorstaat… dat is spectaculair. Dan gaan de cijfers leven – en dan wil je je gaan inzetten voor dat gebied.’

FOTO: KEES VAN DE VEEN

ONDERZOEK

LEESTIJD: 5 MINUTEN

Theunis Piersma, hoogleraar trekvogelecologie

herauten van verandering op
de Wadden

Waakvogels

Grutto

De zesde vogel in het rijtje is de grutto. Als bewoner van onze weidegebieden is hij strikt genomen geen wadvogel, maar als graag geziene broedvogel van de Waddeneilanden en de Noord-Hollandse, Friese en Groningse Waddenkust hoort hij toch in het rijtje thuis. En als icoon van het Nederlandse boerenland mag hij met recht een ‘waakvogel’ heten. Niet voor niets werd de grutto in 2015 verkozen tot onze nationale vogel. Hij is wat groter en slanker dan zijn rosse evenknie, met een langere snavel en poten en iets minder fel gekleurd. In het najaar vliegen de grutto’s naar West-Afrika, om in de loop van de winter alweer noordwaarts te keren.

Rosse grutto

Dit minder bekende neefje van onze ‘gewone’ grutto is wat kleiner en gedrongener en heeft een iets omhoog gewipte snavel. Het is een uitgesproken wadvogel die het liefst borstelwormen eet, zoals wadpieren en zeeduizendpoten – maar hij lust ook wel andere ongewervelden. Rosse grutto’s broeden in het hoge noorden en zijn bij ons vooral op doortrek. De Scandinavische broeders overwinteren in de Waddenzee; daarnaast zien we bij ons ook vogels die op weg zijn van Siberië naar West-Afrika. De Pacifische ondersoort heeft het wereldrecord non-stop-langeafstandsvliegen: in 2022 vloog een gezenderde Alaskaan in elf dagen naar Tasmanië, ruim 13.500 km in één ruk.  

Berit Habbig Libutzki – Medische Wetenschappen
‘Feminism isn’t about making women stronger. Women are already strong. It’s about changing the way the world perceives that strength’ (G.D. Anderson)

STELLING

Drieteenstrandloper

In kleine groepjes rennen ze voor de golven uit, steeds maar heen en weer op het strand, altijd in beweging. Hun pootjes gaan zo snel dat ze bijna lijken te zweven. Drieteenstrandlopers heten zo omdat ze geen vierde teen hebben, zoals andere vogels: de achterteen ontbreekt. Op het stand zoeken ze naar kleine beestjes in de vloedlijn. Je vindt ze langs de hele kust, maar extra veel in het Waddengebied. Net als kanoeten broeden ze in de hoog-arctische toendra en zijn dan diep roestbruin; bij ons zijn ze grijs-wit, hoewel in de vlucht meer zwart-wit. Sommige blijven de hele winter bij ons, andere trekken naar West-Afrika. 

Kanoet

Prachtig is hij, onze grootste strandlopersoort. In de winter is hij grijs met wit, maar in de zomer fraai bont van boven en roodbruin van onderen. Kanoeten broeden in de hoge Arctis en komen daarna massaal naar de Wadden om op te vetten. De Siberiërs vliegen  door naar West-Afrika, kanoeten uit Groenland en Canada (een aparte ondersoort) blijven de hele winter bij ons. Zo is de Waddenzee voor deze soort totaal onmisbaar. Kanoeten zijn specialisten in het vinden van schelpdieren op het wad. Je ziet ze vaak in grote groepen dicht op elkaar: rustend op droge richels of zwermend door de lucht.

Lepelaar

Een halve eeuw geleden was deze vogel bij ons een zeldzaamheid. Nu broeden er bijna vierduizend paren, vooral in het Waddengebied maar ook in andere kust- en moerasgebieden. De lepelaar is een trekvogel, net als de rotgans, maar dan één die juist hier broedt en wegtrekt om te overwinteren. Naar Zuid-Europa en vaak nog veel verder: naar de wadden langs de kust van Mauritanië. Lepelaars foerageren in ondiep water, bijvoorbeeld in de geulen op het wad en de slenken op de kwelder. Ook in zoetwater zijn ze te vinden, zigzaggend door de modder met hun lepelsnavel, op zoek naar kleine visjes. Over één bijzonder (en gezenderd) vrouwtje schreven Piersma en collega’s zelfs een boek: Sinagote – het levensverhaal van een lepelaar.

Rotgans

Hij lijkt zwart-wit, deze kleine sierlijke gans, maar als je goed kijkt zie je dat hij wel honderd kleuren heeft: van koolzwart tot roomwit met daartussenin de prachtigste tinten. De rotgans dankt zijn naam aan zijn geluid: een kenmerkend rrrô-rrrô, soms zacht keuvelend en soms juist fel en kort. Rotganzen broeden op noordelijke toendra’s en komen bij ons overwinteren. Het Nederlandse Waddengebied is heel belangrijk voor ze: het merendeel van de wereldpopulatie strijkt hier korter of langer neer. Ze eten zeegras op de wadplaten, grazen op kwelders en in polders en dobberen ook graag op zee. Een echte Waddenvogel, dus.

Even kennismaken

Theunis Piersma:
‘Het gaat niet alleen om de kille cijfers, maar ook om de verhalen die die vogels vertellen’

Herauten van de herfst. Dat zijn de trekvogels die in het najaar massaal over onze Wadden zwermen. Ze komen hier om op te vetten, onderweg naar hun winterstek in Afrika. In het voorjaar keren ze terug, via de Waddenzee, naar hun broedgebieden in het hoge noorden. En dan zijn er nog de trekvogels die hier broeden, of hier de hele winter verblijven. Voor al deze soorten is het Waddengebied onmisbaar.

Herauten van verandering zijn ze ook, die trekvogels: als het goed gaat met de Wadden, dan gedijen ze. Als het slecht gaat, nemen ze af – als kanaries in de kolenmijn. Dat is het basisidee achter Waakvogels, een groot project dat begin dit jaar van start is gegaan vanuit BirdEyes. Dat is het nieuwe Centre for Global Ecological Change van de RUG, gevestigd in hartje Leeuwarden.

Begrijpen wat er gebeurt
‘Het onderzoeken van trekkende wadvogelpopulaties is cruciaal als je wilt weten en begrijpen wat er in het Waddengebied verandert’, vertelt initiatiefnemer Theunis Piersma, hoogleraar trekvogelecologie aan de RUG. ‘Er wordt al heel lang veel geteld en gemeten. En er gebeuren veel natuurherstelprojecten, onder het motto “schop in de grond”. Maar naar de onderliggende ecologie wordt nog altijd te weinig gekeken.’

Waaróm kiezen de wadvogels wel of niet voor een bepaald stuk Waddenzee, en waaróm veranderen hun aantallen? Waarom werken die ‘schop-in-de-grond’-projecten, of waarom juist niet? ‘Pas als je dat weet, kun je verstandige maatregelen nemen’, stelt Piersma ferm.

Vijf partijen financieren het project Waakvogels, dat in totaal vijf jaar gaat omspannen: het Waddenfonds, het ministerie van LNV en de drie Waddenprovincies. Acht van de benodigde 10 miljoen euro is al veiliggesteld. En zes kenmerkende vogelsoorten zijn geselecteerd als gezanten van het project – zes soorten die samen de gehele Waddenecologie vertegenwoordigen.

Verhalen vertellen
‘Deze aanpak gaat veel fundamentele kennis opleveren’, vertelt projectleider Tjibbe Stelwagen van BirdEyes. ‘Maar vooral gaan we zorgen dat die kennis terechtkomt bij beheerders, zoals Natuurmonumenten en de Provinciale Landschappen. Die zijn daarom ook vertegenwoordigd in Waakvogels.’ 

De onderzoekers gaan onder meer observaties, tellingen en prooi-analyses doen, maar ook veel vogels voorzien van een zender. Stelwagen: ‘Dan gaan we letterlijk zien wanneer de vogels waar zitten, we gaan leren hoe ze de ruimte gebruiken, we zien het meteen zodra er afwijkingen zijn van patronen. Daarmee kunnen we aan de gang: samen ontdekken hoe je dat Waddengebied zo duurzaam mogelijk kunt beheren.’

Spectaculair
Die aanpak is uniek, aldus Piersma en Stelwagen – en past precies binnen de visie van BirdEyes: de wereld zien door de ogen van vogels. ‘Het gaat niet alleen om de kille cijfers, maar ook om de verhalen die die vogels vertellen’, benadrukt Piersma. Stelwagen: ‘We willen graag dat mensen die verwondering gaan voelen. Als je zo’n gezenderde vogel volgt, als je meekijkt hoe die trekt en zijn kroost grootbrengt, als je ziet hoe hij goede en minder goede tijden doorstaat… dat is spectaculair. Dan gaan de cijfers leven – en dan wil je je gaan inzetten voor dat gebied.’

Het project ‘Waakvogels’ is van start gegaan: een initiatief van het RUG-centrum BirdEyes.
Kanoet, lepelaar, rosse grutto, drieteenstrandloper, rotgans en de grutto, alle hebben ze wat met het Wad. Aan de hand van de verhalen van deze zes trekvogelsoorten onderzoeken biologen de ecologie achter veranderingen. ‘Pas als je weet waaróm iets werkt, kun je zinvolle maatregelen nemen.’

TEKST: NIENKE BEINTEMA | FOTO’S JAN VAN DE KAM