LEESTIJD: 4 MINUTEN

In Uitgelicht vertellen drie alumni over hun recent verschenen boek:
Roel Andringa-Boxem – Natuurlijk niet – 32 mythen in de moderne natuurkunde, Tjibbe Veldkamp –
De jongen die van de wereld hield
en Mary Kemperink – Anders dan
de anderen

Uitgelicht

FOTO: FRANK VAN DRIEL

FOTO: WISEMICE FOTOGRAFIE

FOTO: ANNE VAN GELDER

Jurre Blaauw – Medische Wetenschappen
‘Soms denk je uren na en heb je nog niks op papier, een andere keer bereik je precies datzelfde in vijf minuten’ (Herman Finkers)

STELLING

Anders dan de anderen

Mary Kemperink (1951), promotie 1988
Anders dan anderen – Homoseksualiteit op het snijvlak van literatuur en wetenschap
Querido.nl
€ 32,50

In 1899 gebruikte de Duitse arts en seksuoloog Magnus Hirschfeld een uitgebreide vragenlijst om te kunnen bepalen of zijn patiënten een seksuele voorkeur hadden voor mensen van hetzelfde geslacht. Wat hij onder andere wilde weten: of ze een hoge of lage stem hadden, een talent voor wiskunde toevallig? En konden ze fluiten? ‘Op den duur ontstond er in de medische literatuur een bijna eindeloze reeks identiteitsbepalende kenmerken waarop patiënten konden worden doorgelicht’, schrijft emeritus hoogleraar moderne Nederlandse letterkunde Mary Kemperink in Anders dan de anderen. Homoseksualiteit op het snijvlak van literatuur en wetenschap. In haar boek richt ze zich op de periode om en nabij 1830 – 1930, omdat literatuur in deze periode een steeds grotere rol ging spelen in ‘het openbare domein’

Griezelig
In het boek draait het om de uitwisseling tussen literatuur en medische wetenschap op het gebied van homoseksualiteit – en de gevolgen daarvan. ‘Ik ben altijd geïnteresseerd in hoe wetenschap en literatuur elkaar wederzijds beïnvloeden’, zegt Kemperink. Het idee van “de homoseksueel” als een bepaald type mens, met allerlei vermeende eigenschappen die niks te maken hebben met de voorkeur voor het eigen geslacht, ontstond in de loop van de 19e eeuw. ‘Doordat deze opvattingen zo in de medische literatuur verankerd raakten, bereikte dit gedachtegoed een bredere massa. Als homo kon je zo al gauw geen kant meer op, voelde je je in de hoek gedrukt. Dat is griezelig, ook als je kijkt naar de huidige  politieke en maatschappelijke ontwikkelingen in de wereld. Ik vind dat niet zo vrolijk allemaal.’

Moralistische romans
Voordat artsen zich ermee gingen bemoeien in de 19e eeuw, gold homoseksualiteit al als iets verderfelijks. ‘Net als pornografie werd het gezien als over de top gaande zedeloosheid.’ Aldus doken er in de loop van de 19e eeuw in Europa moralistische romans op met de strekking: homoseksualiteit bij mannen en vrouwen is een ziekte, een teken van decadentie bovendien, en zij verspreidt zich als olievlek over de maatschappij.

Schaduwleven
Maar ook meer verlichte standpunten vonden hun weg naar medische publicaties. Zo schreef Hirschfeld aan het eind van de negentiende eeuw zijn eerste wetenschappelijke artikel over homoseksualiteit. Daarin verhaalt hij over een van zijn patiënten, een Duitser met een schaduwleven. Kemperink: ‘Hij had heimelijk seks met matrozen en arbeiders en werd door zijn familie gedwongen om met een meisje te trouwen. Op de dag van zijn huwelijk schoot hij zichzelf dood.’ De man bleek een brief bij zich te dragen, gericht aan Hirschfeld, met daarin het verzoek om deze te publiceren, als troost voor lotgenoten.
















Bron van troost
Dit soort medische ‘gevalsstudies’, die zich lieten lezen als romans, werden al gauw opgepikt door niet-medisch geschoolde lezers, zoals romanschrijvers en dichters. Zij gebruikten de teksten als inspiratie voor hun eigen werk, dat net als de medische literatuur voor homo’s een bron van troost en herkenning was.

Lord Byron
In de zeven jaren dat ze zich verdiepte in schrijvers als Oscar Wilde, Marcel Proust en Louis Couperus, stuitte Kemperink ook op prachtige, voor haar onbekende queerliteratuur en -poëzie. Een voorbeeld is het 1450 versregels tellende gedicht Don Leon (1866), toegeschreven aan Lord Byron. ‘Hij schrijft over zijn liefde voor jongemannen. Waarom mocht die in de klassieke oudheid, toch het voorbeeld van beschaving, wel bestaan en nu niet? Er staan zulke mooie zinnen in, dat was voor mij echt een ontdekking.’

De jongen die van de wereld hield

Tjibbe Veldkamp (1962), psychologie 1988
De jongen die van de wereld hield
Kinderboek, >10, over verbinding.
‘Ik wil laten zien hoe bijzonder het is
dat we er zijn.’
Nienke van Hichtemprijs 2023
€ 17,99; E-book € 8,99
querido.nl

In 2005, of misschien was het 2006, kreeg schrijver
Tjibbe Veldkamp een telefoontje. Aan de andere kant van de lijn vroeg iemand of hij veel geld wilde verdienen met schrijven. ‘Ik moest gewoon een boek schrijven van meer dan honderd bladzijden. Een gepersonaliseerd afscheids-cadeautje voor leerlingen van groep 8 die afscheid namen van de basisschool. Dan zou ik 10.000 euro krijgen’, zegt hij. ‘Echt een belachelijk hoog bedrag.’

Veldkamp kon het geld goed gebruiken, want geld betekent schrijftijd. En hoe meer schrijftijd, hoe beter. ‘Dus ik zei ja. En ging rekenen. Als ik vijf weken lang drie bladzijden per dag schreef, had ik nog drie dagen voor de correctieronde. Nou, dat werd een drama.’

Een ‘mogelijk  kind’
Wat dit ‘mislukte’ verhaal, waar de schrijver jarenlang de pest over in had, ook werd: de voorloper van De jongen die van de wereld hield, Veldkamps jeugdroman die vorig jaar verscheen. ‘Op een dag dacht ik: ik ga het over doen, maar nu goed’, zegt hij. Prompt kwam het boek terecht op plek zeven van de beste boeken van 2023 volgens de Volkskrant.
Hoofdpersonage is de 11-jarige Adem. Hij is een ‘mogelijk kind’, wat zo veel betekent als: hij moet zorgen voor zijn eigen verwekking en geboorte door zijn ouders bij elkaar te brengen. Klein probleem: zijn moeder, rechercheur Zdenka, is niet helemáál weg van zijn vader Vaclav, een frivole, activistische zwerver die er ’s nachts op uittrekt om het tirannieke stadsbewind te tarten door prikkelende kreten op muren te kladden.

Romantische openingsscène
Desondanks kent het boek een romantische openingsscène. Zdenka en Vaclav, dan nog vreemden, passeren elkaar op een besneeuwde brug in het fictieve maar Oost-Europees aandoende Paznau. Vaclav glijdt uit, maait per ongeluk ook Zdenka onderuit, waardoor ze bovenop elkaar op de grond belanden en elkaar een kort ogenblik in de ogen kijken – met alle gevolgen van dien.

















‘Knutselen van filmpjes’
‘Met deze scène is het allemaal begonnen, ik zag het helemaal voor me’, zegt Veldkamp, die het schrijven beschouwt als ‘het knutselen van filmpjes’. Eerst komen de beelden, daarna is het een kwestie van er de juiste woorden op plakken. ‘Dat vind ik het moeilijkste.’ Dat het hem toch aardig lukt – Veldkamps oeuvre bestaat uit meer dan zestig kinder- en prentenboeken – komt door zijn moeder, denkt hij. Zij las hem en zijn broer voor in bed, uit de Kluitman-pockets en Wipneus en Pim. ‘Ik zag dan in mijn hoofd de plaatjes voor me. Dat is heel vormend geweest.’

TEKST: LIEKE VAN DEN KROMMENACKER

Natuurlijk niet!

Roel Andringa-Boxum (1984) / natuurkunde 2008, promotie 2016
Natuurlijk niet!
32 mythen over natuurkunde ontrafeld
spectrumboeken.nl
€ 22,99
E-book € 14,99

Als theoretisch natuurkundige Roel Andringa-Boxum niet zo nuchter was bedraad, zou hij vermoedelijk het gros van de tijd met een imaginair frustratiewolkje boven zijn hoofd lopen. Want ze zijn overal: mensen die aan de natuurkunde ontleende begrippen in spreektaal verkeerd gebruiken. ‘Kilowattuur bijvoorbeeld. Als je die term in een nieuwsitem voorbij hoort komen, dan weet je: het gaat mis.’

Mensen gebruiken kilowattuur vaak om stroomverbruik uit te drukken, ‘maar het is de eenheid van energie’, zegt Andringa-Boxum. Of neem een auto die 80 kilometer per uur rijdt. ‘Doorgaans betekent dit: de snelheid ten opzichte van de snelweg. En niet ten opzichte van de maan. Dan zou je namelijk hele andere getallen krijgen.’ Hij lacht. ‘Mijn vrouw zegt dat ik het naast me neer moet leggen.’

Klimaatsceptici
Maar toch: in de natuurkunde leiden impliciete aannames al gauw tot misverstanden. Of erger nog, tot hardnekkige mythen. In zijn tweede boek, Natuurlijk niet!, heeft Andringa-Boxum 32 veelvoorkomende natuurkundige mythen verzameld – om ze met vaart en humor te ontkrachten. Van het geloof in het feit dat voorwerpen van nature willen stilstaan (neen) en het idee dat kernrampen een goede reden zijn om nooit meer aan kernenergie te beginnen (niet per se), tot het door klimaatsceptici graag gebezigde argument dat de temperatuur wereldwijd al miljoenen jaren schommelt en het dus wel meevalt met het klimaatprobleem (ja, maar nee).

Dit laatste is ‘net zoiets als iemand met uitgezaaide kanker willen geruststellen door op te merken dat celdeling zijn hele leven al plaatsvindt. Het probleem bij kanker is niet de celdeling, maar de snelheid van celdeling’, schrijft Andringa-Boxum. Met andere woorden: de duivel zit in de details.

Wiskundeknobbel
Fraai detail over de schrijver zelf: hij mag dan een ‘nerd uit het noorden’ zijn, op de middelbare school haalde Andringa-Boxum zijn bètavakken met de hakken over de sloot. Niettemin promoveerde hij aan de RUG op kwantum-zwaartekracht en deelde hij tijdens een conferentie ooit de dis met een van zijn grote helden, Stephen Hawking.




Andringa-Boxum is dus het levende bewijs dat je geen wiskundeknobbel hoeft te hebben om natuurkundige te worden.

Afvoerputje
Voor de selectie van ‘zijn’ 32 mythen putte hij uit zijn vijf jaar ervaring als middelbare schooldocent en twintig jaar rondstruinen op wetenschappelijke internetfora. Heeft hij ook een lievelingsmythe? Lastig, vindt hij. Maar de hardnekkigste der hardnekkige mythen, die zelfs natuurkundedocenten geregeld verkondigen, is vermoedelijk de bewering dat water op het noordelijk halfrond in een andere richting door het afvoerputje verdwijnt dan op het zuidelijk halfrond. Totale onzin, benadrukt Andringa-Boxum. ‘Dat ligt gewoon aan de vorm van je afvoer.’


LEESTIJD: 4 MINUTEN

In Uitgelicht vertellen drie alumni over hun recent verschenen boek: Roel Andringa-Boxem – Natuurlijk niet – 32 mythen in de moderne natuurkunde, Tjibbe Veldkamp –
De jongen die van de wereld hield en Mary Kemperink – Anders dan de anderen

Uitgelicht

Jurre Blaauw – Medische Wetenschappen
‘Soms denk je uren na en heb je nog niks op papier, een andere keer bereik je precies datzelfde in vijf minuten’ (Herman Finkers)

STELLING

FOTO: FRANK VAN DRIEL

FOTO: WISEMICE FOTOGRAFIE

Anders dan de anderen

Mary Kemperink (1951), promotie 1988
Anders dan anderen – Homoseksualiteit op het snijvlak van literatuur en wetenschap
Querido.nl
€ 32,50

In 1899 gebruikte de Duitse arts en seksuoloog Magnus Hirschfeld een uitgebreide vragenlijst om te kunnen bepalen of zijn patiënten een seksuele voorkeur hadden voor mensen van hetzelfde geslacht. Wat hij onder andere wilde weten: of ze een hoge of lage stem hadden, een talent voor wiskunde toevallig? En konden ze fluiten? ‘Op den duur ontstond er in de medische literatuur een bijna eindeloze reeks identiteitsbepalende kenmerken waarop patiënten konden worden doorgelicht’, schrijft emeritus hoogleraar moderne Nederlandse letterkunde Mary Kemperink in Anders dan de anderen. Homoseksualiteit op het snijvlak van literatuur en wetenschap. In haar boek richt ze zich op de periode om en nabij 1830 – 1930, omdat literatuur in deze periode een steeds grotere rol ging spelen in ‘het openbare domein’

Griezelig
In het boek draait het om de uitwisseling tussen literatuur en medische wetenschap op het gebied van homoseksualiteit – en de gevolgen daarvan. ‘Ik ben altijd geïnteresseerd in hoe wetenschap en literatuur elkaar wederzijds beïnvloeden’, zegt Kemperink. Het idee van “de homoseksueel” als een bepaald type mens, met allerlei vermeende eigenschappen die niks te maken hebben met de voorkeur voor het eigen geslacht, ontstond in de loop van de 19e eeuw. ‘Doordat deze opvattingen zo in de medische literatuur verankerd raakten, bereikte dit gedachtegoed een bredere massa. Als homo kon je zo al gauw geen kant meer op, voelde je je in de hoek gedrukt. Dat is griezelig, ook als je kijkt naar de huidige  politieke en maatschappelijke ontwikkelingen in de wereld. Ik vind dat niet zo vrolijk allemaal.’

Moralistische romans
Voordat artsen zich ermee gingen bemoeien in de 19e eeuw, gold homoseksualiteit al als iets verderfelijks. ‘Net als pornografie werd het gezien als over de top gaande zedeloosheid.’ Aldus doken er in de loop van de 19e eeuw in Europa moralistische romans op met de strekking: homoseksualiteit bij mannen en vrouwen is een ziekte, een teken van decadentie bovendien, en zij verspreidt zich als olievlek over de maatschappij.

Schaduwleven
Maar ook meer verlichte standpunten vonden hun weg naar medische publicaties. Zo schreef Hirschfeld aan het eind van de negentiende eeuw zijn eerste wetenschappelijke artikel over homoseksualiteit. Daarin verhaalt hij over een van zijn patiënten, een Duitser met een schaduwleven. Kemperink: ‘Hij had heimelijk seks met matrozen en arbeiders en werd door zijn familie gedwongen om met een meisje te trouwen. Op de dag van zijn huwelijk schoot hij zichzelf dood.’ De man bleek een brief bij zich te dragen, gericht aan Hirschfeld, met daarin het verzoek om deze te publiceren, als troost voor lotgenoten.

Bron van troost
Dit soort medische ‘gevalsstudies’, die zich lieten lezen als romans, werden al gauw opgepikt door niet-medisch geschoolde lezers, zoals romanschrijvers en dichters. Zij gebruikten de teksten als inspiratie voor hun eigen werk, dat net als de medische literatuur voor homo’s een bron van troost en herkenning was.

Lord Byron
In de zeven jaren dat ze zich verdiepte in schrijvers als Oscar Wilde, Marcel Proust en Louis Couperus, stuitte Kemperink ook op prachtige, voor haar onbekende queerliteratuur en -poëzie. Een voorbeeld is het 1450 versregels tellende gedicht Don Leon (1866), toegeschreven aan Lord Byron. ‘Hij schrijft over zijn liefde voor jongemannen. Waarom mocht die in de klassieke oudheid, toch het voorbeeld van beschaving, wel bestaan en nu niet? Er staan zulke mooie zinnen in, dat was voor mij echt een ontdekking.’

De jongen die van de wereld hield

Tjibbe Veldkamp (1962), psychologie 1988
De jongen die van de wereld hield
kinderboek
Nienke van Hichtemprijs 2023
Querido.nl
€ 17,99;
E-book € 8,99

In 2005, of misschien was het 2006, kreeg schrijver Tjibbe Veldkamp een telefoontje. Aan de andere kant van de lijn vroeg iemand of hij veel geld wilde verdienen met schrijven. ‘Ik moest gewoon een boek schrijven van meer dan honderd bladzijden. Een gepersonaliseerd afscheidscadeautje voor leerlingen van groep 8 die afscheid namen van de basisschool. Dan zou ik 10.000 euro krijgen’, zegt hij. ‘Echt een belachelijk hoog bedrag.’

Veldkamp kon het geld goed gebruiken, want geld betekent schrijftijd. En hoe meer schrijftijd, hoe beter. ‘Dus ik zei ja. En ging rekenen. Als ik vijf weken lang drie bladzijden per dag schreef, had ik nog drie dagen voor de correctieronde. Nou, dat werd een drama.’

Een ‘mogelijk  kind’
Wat dit ‘mislukte’ verhaal, waar de schrijver jarenlang de pest over in had, ook werd: de voorloper van De jongen die van de wereld hield, Veldkamps jeugdroman die vorig jaar verscheen. ‘Op een dag dacht ik: ik ga het over doen, maar nu goed’, zegt hij. Prompt kwam het boek terecht op plek zeven van de beste boeken van 2023 volgens de Volkskrant.
Hoofdpersonage is de 11-jarige Adem. Hij is een ‘mogelijk kind’, wat zo veel betekent als: hij moet zorgen voor zijn eigen verwekking en geboorte door zijn ouders bij elkaar te brengen. Klein probleem: zijn moeder, rechercheur Zdenka, is niet helemáál weg van zijn vader Vaclav, een frivole, activistische zwerver die er ’s nachts op uittrekt om het tirannieke stadsbewind te tarten door prikkelende kreten op muren te kladden.

Romantische openingsscène
Desondanks kent het boek een romantische openingsscène. Zdenka en Vaclav, dan nog vreemden, passeren elkaar op een besneeuwde brug in het fictieve maar Oost-Europees aandoende Paznau. Vaclav glijdt uit, maait per ongeluk ook Zdenka onderuit, waardoor ze bovenop elkaar op de grond belanden en elkaar een kort ogenblik in de ogen kijken – met alle gevolgen van dien.

‘Knutselen van filmpjes’
‘Met deze scène is het allemaal begonnen, ik zag het helemaal voor me’, zegt Veldkamp, die het schrijven beschouwt als ‘het knutselen van filmpjes’. Eerst komen de beelden, daarna is het een kwestie van er de juiste woorden op plakken. ‘Dat vind ik het moeilijkste.’ Dat het hem toch aardig lukt – Veldkamps oeuvre bestaat uit meer dan zestig kinder- en prentenboeken – komt door zijn moeder, denkt hij. Zij las hem en zijn broer voor in bed, uit de Kluitman-pockets en Wipneus en Pim. ‘Ik zag dan in mijn hoofd de plaatjes voor me. Dat is heel vormend geweest.’

FOTO: ANNE VAN GELDER

Natuurlijk niet!

Roel Andringa-Boxum (1984) / natuurkunde 2008, promotie 2016
Natuurlijk niet!
32 mythen over natuurkunde ontrafeld
spectrumboeken.nl
€ 22,99
E-book € 14,99

Als theoretisch natuurkundige Roel Andringa-Boxum niet zo nuchter was bedraad, zou hij vermoedelijk het gros van de tijd met een imaginair frustratiewolkje boven zijn hoofd lopen. Want ze zijn overal: mensen die aan de natuurkunde ontleende begrippen in spreektaal verkeerd gebruiken. ‘Kilowattuur bijvoorbeeld. Als je die term in een nieuwsitem voorbij hoort komen, dan weet je: het gaat mis.’

Mensen gebruiken kilowattuur vaak om stroomverbruik uit te drukken, ‘maar het is de eenheid van energie’, zegt Andringa-Boxum. Of neem een auto die 80 kilometer per uur rijdt. ‘Doorgaans betekent dit: de snelheid ten opzichte van de snelweg. En niet ten opzichte van de maan. Dan zou je namelijk hele andere getallen krijgen.’ Hij lacht. ‘Mijn vrouw zegt dat ik het naast me neer moet leggen.’

Klimaatsceptici
Maar toch: in de natuurkunde leiden impliciete aannames al gauw tot misverstanden. Of erger nog, tot hardnekkige mythen. In zijn tweede boek, Natuurlijk niet!, heeft Andringa-Boxum 32 veelvoorkomende natuurkundige mythen verzameld – om ze met vaart en humor te ontkrachten. Van het geloof in het feit dat voorwerpen van nature willen stilstaan (neen) en het idee dat kernrampen een goede reden zijn om nooit meer aan kernenergie te beginnen (niet per se), tot het door klimaatsceptici graag gebezigde argument dat de temperatuur wereldwijd al miljoenen jaren schommelt en het dus wel meevalt met het klimaatprobleem (ja, maar nee).

Dit laatste is ‘net zoiets als iemand met uitgezaaide kanker willen geruststellen door op te merken dat celdeling zijn hele leven al plaatsvindt. Het probleem bij kanker is niet de celdeling, maar de snelheid van celdeling’, schrijft Andringa-Boxum. Met andere woorden: de duivel zit in de details.

Wiskundeknobbel
Fraai detail over de schrijver zelf: hij mag dan een ‘nerd uit het noorden’ zijn, op de middelbare school haalde Andringa-Boxum zijn bètavakken met de hakken over de sloot. Niettemin promoveerde hij aan de RUG op kwantum-zwaartekracht en deelde hij tijdens een conferentie ooit de dis met een van zijn grote helden, Stephen Hawking.
Andringa-Boxum is dus het levende bewijs dat je geen wiskundeknobbel hoeft te hebben om natuurkundige te worden.

Afvoerputje
Voor de selectie van ‘zijn’ 32 mythen putte hij uit zijn vijf jaar ervaring als middelbare schooldocent en twintig jaar rondstruinen op wetenschappelijke internetfora. Heeft hij ook een lievelingsmythe? Lastig, vindt hij. Maar de hardnekkigste der hardnekkige mythen, die zelfs natuurkundedocenten geregeld verkondigen, is vermoedelijk de bewering dat water op het noordelijk halfrond in een andere richting door het afvoerputje verdwijnt dan op het zuidelijk halfrond. Totale onzin, benadrukt Andringa-Boxum. ‘Dat ligt gewoon aan de vorm van je afvoer.’

TEKST: LIEKE VAN DEN KROMMENACKER